Een beetje doordenken graag!

melkert

Steeds meer werk wordt ons door technologie uit handen genomen en dat roept nogal wat vragen op, bijvoorbeeld: wat moeten diegenen doen wiens werk hen ‘uit handen genomen’ is? Waarvan moeten zij leven – en wie zal dat betalen?

Ad Melkert, voormalig minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in het verleden ook partijleider van de PVDA, schreef een opiniestuk (NRC, 12 maart) over de gevolgen van innovatie (zoals de zelfscankassa).

Melkert betoogt dat er twee dingen drastisch moeten veranderen: de opbrengst van het inzetten van robots e.d. moet deels worden besteed aan hogere lonen en aan mogelijkheden voor studie en ontwikkeling. Twee: we moeten onze blik op betaald en onbetaald werk veranderen en bepaalde bezigheden (die de maatschappij ten goede komen en die nu bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk gebeuren) moeten betaald gaan worden.

Tja.
Melkert signaleert een wezenlijk vraagstuk, maar zijn plannetje is een beetje mager. Het is een voorbeeld van hoe we slechts tot schijnoplossingen kunnen komen zolang de zaken niet grondiger en tot in de kern worden doordacht.
Waar waanzin, eigenwaan en hebzucht de wereld regeren (denk aan lieden als Trump, Xi Jinping, Elon Musk) is gezond verstand het enige dat hieraan een einde kan maken. Voorwaarde is wel dat het gezonde verstand volledig benut wordt.

Blijven we steeds achter de dingen aanhollen en met een wetje hier, een gentlemen’s agreement daar, de ergste pijnpunten een beetje compenseren?
Is nog niet voldoende blootgelegd, en tot algemeen bewustzijn gekomen, dat de economie zoals wij die kennen niet alleen heel veel waarde schept, maar ook permanent schade toebrengt (aan mens en aarde) en dat dit zo zal blijven zolang het kale winststreven in het bedrijfsleven overheersend is?
Is ook nog niet voldoende helder dat dit zo zal blijven zolang bedrijven privé-eigendom zijn en daarmee vehikel voor de persoonlijke doelen van eigenaren/aandeelhouders?

Dat moet dus veranderen, zodat het verdelen van de in de economie gecreëerde welvaart een heel ander verhaal wordt dan het verhaal dat nu onze werkelijkheid vormt. Het verdelen van inkomen in een groep van mensen die samen waarde hebben geschapen (winst hebben gemaakt) zal – wanneer die winst niet automatisch wordt afgeroomd door eigenaren/aandeelhouders die maar beperkt hebben bijgedragen aan het bedrijfsresultaat – gebeuren op basis van behoeften en persoonlijke omstandigheden enerzijds, op basis van de individuele bijdrage aan het geheel anderzijds.
Al degenen die in de economie werkzaam zijn, zorgen samen ook voor de materiële basis onder het bestaan van degenen die niet in de economie werkzaam zijn (dat zijn alle mensen die geen arbeid verrichten, plus alle mensen die buiten de economie, bijvoorbeeld in dienstverlening, onderwijs, zorg etc werkzaam zijn).

Omdat de mensen die in de economie werken meer waarde scheppen dan zij zelf consumeren, kunnen anderen hun capaciteiten inzetten om te werken aan alles dat een mens behalve welvaart ook nog behoeft (dienstverlening, bestuur, veiligheid, ontwikkeling, gezondheid, cultuur, …)

Er is dus werk voor iedereen, mits de in de economie geschapen welvaart eerlijk verdeeld wordt – en daartoe is het nodig dat bedrijven worden gezien en behandeld als gereedschap dat toebehoort aan de gemeenschap en dat door de gemeenschap steeds wordt ‘uitgeleend’ aan de ondernemer(s) die dit gereedschap inzetten op een manier die ten goede komt aan de hele gemeenschap.

In dat geval geldt: laat 1000 robots werken aan welvaart, opdat nog veel meer mensen hun bekwaamheden kunnen inzetten om bij te dragen aan het welzijn van anderen.

Arbeid eerlijk delen

delen

(Dit artikel stond ook in de Driegonaal e-Nieuwsbrief die we in de afgelopen dagen verzonden. Ontvangt u de Nieuwsbrief nog niet? Rechtsonder op deze pagina kunt u zich inschrijven.)

Het gebeurt wel vaker: in de zomer wil de ene of andere organisatie het gebrek aan hard nieuws in media nog wel eens benutten om een plannetje of idee op te laten, een ballonnetje dat in de betrekkelijke medialuwte door een zuchtje media-aandacht kan worden meegevoerd naar grotere hoogten en misschien in de zomerse discussie wordt opgepakt.

Zo kwam FNV Bondgenoten (Volkskrant, 19 juli) met een heel eenvoudig en feitelijk heel interessante gedachte: zou het gezien de economische groei en de hier en daar al gesignaleerde krapte op de zogenaamde ‘arbeidsmarkt’ niet slim zijn om het werk anders te verdelen en daardoor meer mensen een baan te kunnen geven? Er zijn immers nog altijd ruim 400.000 werkzoekenden, schoolverlaters en afgestudeerden komen nog steeds moeizaam aan de slag en moeten het soms doen met ‘nep-banen’, wat opgepoetste vrijwilligers- of stageplekken, waar zij weliswaar ‘echt’ werken, maar niet op basis van ‘echte’ arbeidsvoorwaarden. En dat terwijl, dat was het nieuws in juli, werknemers gemiddeld drie uur per week (onbetaald) overwerken!
Het FNV-ballonnetje werd nog dezelfde dag uit de lucht geschoten door de werkgevers (‘Een moderne economie heeft flexibiliteit nodig’, aldus de werkgevers. Benieuwd hoe men de flexibiliteit zou waarderen indien werknemers gemiddeld drie uur per week betaald niet werken…).

Jammer. Want mogelijk is de gedachte van de FNV op dit moment niet werkbaar (de bereidheid aan werkgeverskant om het nader te onderzoeken is natuurlijk ook minimaal) maar in een serieuze discussie over het plannetje zou duidelijk kunnen worden gemaakt dat de grondgedachte van waaruit het ballonnetje werd opgelaten juist, en van fundamenteel belang is: arbeid – de benodigde hoeveelheid werk voor het handhaven of realiseren van een wenselijk en haalbaar niveau van welvaart en welzijn – is iets dat eerlijk verdeeld zou moeten worden.
Hoezo blijven we hangen in de situatie dat arbeid wordt vervuld door degene die het eerst komt en anderen, die ook arbeidsvaardig zijn en wíllen werken, gedwongen thuis zitten, worden gedegradeerd tot een reserve-reservoir van werkwilligen, ‘reserve-mensen’ die het onmogelijk wordt gemaakt door middel van werk een zinnige bijdrage aan de samenleving te leveren; tot mensen die hun aspiraties aan de kant moeten zetten en die, vanwege het feit dat zij een uitkering ontvangen – die zij eigenlijk niet willen omdat zij gewoon werk willen hebben – tot ‘tegenprestaties’ worden gedwongen die voor velen van hen een miskenning zijn van hun goede wil en capaciteiten?
Hoezo doen wij het zo?
Door de verknipte manier waarop wij omgaan met arbeid en de beloning van arbeid, zien wij over het hoofd dat het feitelijk in zekere zin eenvoudig, terecht, eerlijk en verstandig is om de hoeveelheid arbeid die gedaan moet worden, te verdelen over allen die daaraan deel willen en kunnen hebben. Dat is wenselijk omdat het rechtvaardig is; het is menselijk omdat ieder mens zo zijn bijdrage leveren kan (en de wil om dat te doen leeft intrinsiek in ieder mens); het is verstandig omdat menselijke talenten en vaardigheden kunnen worden ingezet en niet ‘onbenut’ verkommeren.

Een eerlijke verdeling van arbeid vraagt om het scheppen van een nieuw recht, namelijk het ‘recht op arbeid’. Dat recht zou in de praktijk moeten inhouden dat ieder die werken kan en werken wil, hoe dan ook aan een bij zijn capaciteiten en omstandigheden aansluitende baan geholpen wordt. De kennis en ervaring van uitzendbureaus, UWV, vakbonden en ondernemers kunnen zó worden ‘omgeleid’ en ingezet dat het aan werk helpen van mensen als doelstelling centraal komt te staan en tot levendige dagelijkse praktijk wordt.
Daarbij is het van fundamenteel belang dat er een steeds opnieuw te zoeken balans bestaat tussen de gezamenlijke productiviteit van de mensen die in de economie werkzaam zijn, dat wil hier zeggen mensen die werken in het gebied van het produceren en distribueren van waren, en de totale inkomensbehoefte van de andere mensen, namelijk die werkzaam zijn in alle andere sectoren van de samenleving, zoals dienstverlening, ambtenarij, landsverdediging, politie en justitie, onderwijs, gezondheidszorg, wetenschap, kunst en cultuur.
Voor deze tweede ‘groep van mensen’ geldt namelijk dat zij hun werk alleen kunnen uitvoeren wanneer de eerste groep, de mensen die economische waarde scheppen, zoveel waarde scheppen dat er ook daadwerkelijk geld is om de werkenden die tot de tweede groep behoren financieel in staat te stellen hun werk uit te oefenen (ga maar na: wanneer we allemaal kapper, ambtenaar, militair, politieman, leerkracht, verpleegkundige, wetenschapper of kunstenaar zouden zijn, zouden we allemaal zonder inkomen zitten, dan wel zou ons inkomen geen feitelijke waarde vertegenwoordigen, we zouden er niets mee kunnen kopen).
Anders gezegd: het is zaak permanent waar te nemen hoeveel economische waarde er geschapen wordt, hoeveel van die waarde toe moet vloeien naar degenen die aan het scheppen van die waarde meewerken, en hoeveel er daarnaast beschikbaar is (of: zou moeten zijn) voor degenen die in de andere sectoren werkzaam zijn.

Degenen die betrokken zijn bij het produceren en verdelen (daarmee is bedoeld: distributie en handel van de geproduceerde waren) werken samen aan het scheppen van welvaart; de mensen die in de andere sectoren werkzaam zijn werken aan het scheppen van welzijn (hier ruimer dan gangbaar opgevat). In de samenleving als geheel is het noodzaak deze balans tussen welvaart en welzijn steeds in het oog te houden.
Wanneer er, bijvoorbeeld, behoefte is aan méér (of kwalitatief beter) onderwijs is, dan zal er mogelijk méér waarde (welvaart) gecreëerd moeten worden, opdat er vervolgens meer (of beter gekwalificeerde) mensen in het onderwijs kunnen werken. Welvaart en welzijn zijn als communicerende vaten. Waarbij te bedenken valt dat hier niet wordt gesproken over welzijn dat individueel, subjectief, beleefd wordt, maar over welzijn in termen van het beschikbaar zijn van onderwijs, kunst en cultuur, gezondheidszorg en dergelijke.

Het doorzien van dit grote verband kan nog eens extra duidelijk maken hoe belangrijk het is om tot een nieuw ‘recht op arbeid’ te komen. Mensen hebben een diepe behoefte om  hun bestaan mede zin te geven door een bijdrage te leveren aan het creëren van welvaart of welzijn. Wanneer dit inzicht breed gedragen zou worden, zouden we in de praktijk ook zien en ervaren dat er meer dan voldoende werk is. Het is inhumaan om mensen hiervan uit te sluiten.
John Hogervorst

Géén pardon!

Pardon?
(Ofwel: wie is hier nu gek?)

Vandaag in het nieuws:
“De sollicitatieplicht voor werkloze 60-plussers moet verdwijnen. Dat vindt onder anderen arbeidssocioloog Jan Cremers van de Universiteit Tilburg. Hij spreekt van een generaal pardon voor ouderen. Ook het CNV vindt dat er soepelere regels moeten komen voor ouderen. Zij denken aan een ‘seniorenpardon op maat’.”
Lees hier het hele bericht zoals dat vanmorgen in Trouw verscheen.

Ouderen zijn, zo vermeldt het bericht, net als jongeren gedwongen te solliciteren. Doen zij dat niet dan worden zij, net als jongeren, gekort op hun uitkering.
Sympathiek idee dat ‘seniorenpardon’?

Lees verder

Nieuwsbrief

De Driegonaal-nieuwsbrief verschijnt onregelmatig. Registreer hier!



Sociale netwerken