“Men wil maar niet aannemen dat het nodig is in het groot te denken en niet in het klein, dat het nodig is grote, brede gezichtspunten te hebben. Tegenwoordig kun je steeds weer beleven dat de mensen zich eraan gewend hebben om te zeggen: ja, er moet een revolutie komen! Zelfs vele brave burgers geloven nu in de revolu­tie. (…) Maar wanneer je dan bij ze aankomt met wat bijvoorbeeld in De kernpun­ten van het sociale vraagstuk over de driegele­ding staat, dan zeggen ze: dat begrijpen wij niet, dat is te ingewikkeld. – Lichtenberg heeft weliswaar al gezegd: wanneer een hoofd en een boek tegen elkaar stoten en het klinkt hol, hoeft dat niet altijd aan het boek te liggen. Maar, nietwaar, niet iedereen gelooft dat, omdat het niet altijd zelfkennis is die innerlijk het sterkst ontwikkeld wordt. Toch kun je beleven dat er overal brave burgers zijn die in de revolutie geloven. Maar dan zeggen ze: nou ja, met zulke grote zaken, zulke grote gedachten kan ik me niet inlaten, vertel ons eerst maar hoe het schoenmaken gesocialiseerd moet worden, hoe de apotheken gesocialiseerd moeten worden, hoe dit of dat gesocialiseerd moet worden; je moet me eerst vertellen hoe ik in de revolutionaire staat mijn kruiderijen zal kunnen blijven verkopen.

Zo merk je dan geleidelijk wat de mensen eigenlijk met zulke uitspra­ken bedoelen. Ze bedoelen dat alles revolutionair veranderen moet – daar zijn ze het wel mee eens – maar dan zo dat alles bij het oude blijft, zodat er uitein­delijk niets verandert.”

Rudolf Steiner, vrdr 10 augustus 1919, uit: Opvoeden en onderwijzen als sociale opgave (Nearchus, 2001)