Van iets bestaands overstappen naar iets nieuws, is spannend en prikkelend maar kan ook angst oproepen. Tijden van crisis zijn, als het goed is, ook tijden van overgang. Vasthouden aan wat er is, in tijden van crisis, is lap- en stopwerk: het verdiept de crisis of roept de volgende op. Inzicht in de crisis en over de samenhang van de crisis met ons eigen doen en laten baant de weg naar het nieuwe.

Heeft Rudolf Steiner daar niet ook wel eens iets over gezegd?
Dat zal toch zeker wel? Neem nu eens het volgende citaat.

“Wij leven in een overgangstijd. Weliswaar is iedere tijd een overgangstijd, maar het komt er op aan om te zien wat er in overgang verkeert. In onze tijd is er iets belangrijks in overgang, iets dat de mens diep in zijn innerlijk beroert, dat van groot innerlijk belang is. Wanneer men met bewustzijn volgt wat het zogenaamd gevormde deel van de beschaafde wereld de afgelopen decennia heeft gedaan, dan komt men tot het uiterst treurige beeld van de mensheid die in slaap verkeert. Dat is niet bedoeld als kritiek, ook niet als impuls tot pessimisme, maar is bedoeld om krachten te kweken die de mens in staat stellen om in elk geval voor elkaar te krijgen wat nu voorlopig het allerbelangrijkste is: inzicht, werkelijk inzicht te verwerven. In deze tijd moeten we tot inzicht komen en illusies achter ons laten.

Vraag daarom niet: ‘wat moet ik doen, of wat moeten die en die doen?’ – Dat zijn misplaatste vragen. Hoe kom ik tot inzicht in de tegenwoordige verhoudingen, dát is een belangrijke vraag! Wanneer er voldoende inzicht leeft, dan zal gebeuren wat gebeuren moet. Wanneer het juiste inzicht in voldoende mate leeft, dan zal zich ook zeker datgene ontwikkelen wat ontwikkeld moet worden. We zullen met veel van het bestaande moeten breken. Wij zullen moeten beseffen dat de uiterlijke gebeurtenissen werkelijk niets anders zijn dan symptomen voor een innerlijke, in het bovenzinnelijke gebied liggend ontwikkelingsverloop waarvan niet alleen het historische leven maar ook ieder mens met zijn hele menselijke zijn, deel van uitmaakt.”

Rudolf Steiner, 1 november 1918, (GA 185 Geschichtliche Symptomatologie – vert. jh)