petten
Als het niet zwart op wit gedrukt zou staan zou je het haast niet geloven.

De Volkskrant gaf zaterdag 18 oktober  een inkijkje in de praktijk van het bewaken van de veiligheid in de kernreactor van Petten. (Het bericht bevat een heleboel stof tot nadenken, maar we pikken er hier een aardig detail uit, en niet meer dan dat).
In een controlekamer bevinden zich, onder andere, drie meters waarop af te lezen is of er radioactief gas uit de centrale ontsnapt. De drie meters meten alle drie hetzelfde, het zijn er drie – om er zeker van te zijn dat er niet ongemerkt radioactief gas ontsnapt, ook als er bijvoorbeeld een meter kapot is.
Vorig jaar bleek een van de drie meters een afwijkend meetresultaat te tonen, dat hoger was dan van beide andere meters.  Dat had er, onder bepaalde omstandigheden, op kunnen wijzen dat er radioactiviteit uit de centrale ontsnapte. Niemand zag aanleiding tot direct ingrijpen. De haperende gasdrukmeter kon rustig door blijven haperen tot de volgende reguliere ‘grote onderhoudsbeurt’, zo werd geoordeeld.
Toen er uiteindelijk, maanden later, echt naar gekeken werd bleek dat de betreffende meter prima functioneerde, maar de andere twee meters niet. Die waren stuk en gaven de gasdruk verkeerd weer.
So far voor de veiligheid te Petten, maar dit terzijde.

Iets anders is net zo interessant: de Volkskrant tekende ook op dat de operator die de meters en andere zaken in de gaten moest houden, geen idee had van wat het eigenlijk in de werkelijkheid betekende wat de meter aangaf. Hij wist niet waar een hoge of een lage waarde eigenlijk op duidde. De operator las de stand af en registreerde braaf de waarden – en had geen idee van wat die waarde in werkelijkheid betekende. Hij wist, laten we zeggen, dat een waarde  van 2,2 tot 2,4 goed was, dat een waarde van onder de 2,2 laag was en een waarde van boven de 2,4 hoog. En wat het verder betekende en waar het over ging – hij wist het niet.

Een interessant verschijnsel: we meten en registreren van allerlei zaken ‘de stand’, en die stand fluctueert, is soms hoog, soms laag, soms daar tussen in. Maar de werkelijkheid die onder die stand verborgen gaat, die kennen we niet.
Daarmee weten we dus ook niet wat te doen als de stand hoog is en te hoog dreigt te worden, of hoe we een lage stand in een gemiddelde stand zouden kunnen veranderen. We hebben dan eigenlijk ook geen idee van wat ‘de goede stand’ is, laat staan van hoe we die goede stand bereiken.

Laat dit nou precies zijn wat Rudolf Steiner in 1922 in zijn voordrachten over de economie opmerkte. In de  economie is, vertelde hij, de prijs van de dingen datgene waaraan af te lezen valt of de economie ‘gezond’ is. Het prijsniveau is dan op te vatten als een gegeven dat uiterlijk gemeten en geregistreerd kan worden. Maar de prijs van welk product dan ook, komt voort uit een complexe reeks van tijdelijke, geografische, menselijke en andere omstandigheden. Die prijs is ook voortdurend in beweging.
En de economen  kijken naar de prijs zoals ze naar de temperatuur op een thermometer kijken. Als de prijs te hoog of te laag is… willen ze de prijs veranderen door bij wijze van spreken de hoeveelheid kwik in de thermometer aan te passen. Alsof ze daarmee de temperatuur veranderen.

En dat is, aldus Rudolf Steiner, de benadering van de economen: ze registreren uiterlijke gegevens maar hebben geen idee van de economische werkelijkheid die achter die gegevens schuilgaat – en hebben dús ook geen idee van de concrete stappen die gezet zouden kunnen worden om de economie positief te beïnvloeden.

Natuurlijk gaat dat niet over de economen van onze tijd. 1922 is lang geleden! Tegenwoordig zijn we veel knapper. We hebben sindsdien de krach van 1929 meegemaakt, de ineenstorting van de beurzen in 1987, verschillende bubbels in de jaren ’90 en aan het begin van deze eeuw, en dan natuurlijk nog de crisis waar we nu in zitten en die nu voorbij is, of misschien ook nog niet.
De wetenschap heeft zich sinds Rudolf Steiner stormachtig ontwikkeld, we hebben nu zelfs kernenergie.
En ook onze economische veiligheid is in goede handen!