luierRudolf Steiner zei ooit dat de staat zijn greep op het onderwijs alsmaar probeert te verstevigen en dat het verlagen van de leeftijd waarop kinderen naar school mogen, of moeten, in dat licht gezien kan worden. Het liefst, zo gaf hij aan, zou de staat opvoeding en opleiding van het kind volledig in eigen hand nemen. Omdat het hele jonge kind nog zo veel verzorging nodig heeft en de luiers vol poept, zo zei hij (in iets andere bewoordingen), strekt de staat zijn grijpgrage tentakels nog niet uit naar de allerkleinsten.

De voortdurende verbetering van de luier en de stormachtige opkomst van het luierbroekje markeren echter een nieuwe fase.
Alle peuters naar de staatsschool?, kopte de Volkskrant (14/2 jl) op de voorpagina boven een uitvoerig bericht waarin, zo gaat het nu eenmaal, de allerbeste bedoelingen van allerlei betrokken instanties worden uitgespreid over deze nieuwe aanval op de vrije ontwikkeling van de mens in onze samenleving. Want dat is waar we het feitelijk over hebben (zouden moeten hebben): een aanval op de vrije ontwikkeling van de mens in onze ogenschijnlijk zo vrije samenleving.

Het voorstel om alle kinderen van 2,5 jaar naar de ‘peuterschool’ te sturen komt uit de koker van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en de PO-raad (vereniging van basisschoolbesturen). De invoering van dit plan zou tot gevolg (moeten) hebben dat kinderen beter leren spreken en rekenen en dat de tweedeling die feitelijk bestaat tussen kinderen die later op ‘witte’ of ‘zwarte’ scholen belanden, voorkomen wordt.

Mogelijk is er ergens iets of iemand die tot een andere aanpak wil komen om deze tweedeling te slechten. Het uitstrekken van de staatsopvoeding tot aan de leeftijd van 2,5 jaar gaat ons namelijk niet veel verder brengen. Dat dit zo langzamerhand door steeds meer mensen niet meer wordt ingezien, is een gevolg van de staatsopvoeding waaraan velen zich niet hebben kunnen onttrekken. Maar het is voor een belangrijk deel juist de vorming van de mens zoals die in het onderwijs (al decennia lang) plaatsvindt, die heeft geleid tot de achteloosheid waarmee wordt omgegaan met het kostbaarste dat ons gegeven is (de kinderen, onze individuele innerlijke kern) ten behoeve van schijnbaar waardevolle zaken die te maken hebben met materiële welvaart en de economie.

Wat vandaag in het geestesleven leeft, bepaalt de aard van het menselijk samenleven van morgen. Dat kunnen we niet aan de staat overlaten.

Een andere aanpak om tot een oplossing te komen voor de gesignaleerde tweedeling kan dan ook alleen maar een fundamentele aanpak zijn die dáár kan beginnen waar de individuele mens zich in vrijheid ontwikkelt en vanuit die ontwikkeling samen met anderen overgaat tot het werken aan en op basis van écht gezonde inzichten.

Rudolf Steiner: “Tegenwoordig neemt de staat de zich ontwikkelende mens, het kind, op een bepaalde leeftijd over van de ouders. De staat zou dat op een nog jongere leeftijd willen doen maar dan is het kind nog niet schoon genoeg en dus laat de staat het opvoeden en alles wat er met het kind gebeuren moet, nog over aan de ouders. Maar wanneer het kind zo ver is dat het niet meer te vies is, dan neemt de staat de opvoeding uit handen van de ouders en gaat bepalen wat het kind krijgt opgediend. En natuurlijk laat de staat het kind toedienen wat de staat nodig heeft om arbeidsplaatsen te bezetten, om met de mens te kunnen doen wat hij wil. De mensen zijn dan ook, wanneer ze volwassen zijn, vaak heel tevreden.” (31 augustus 1919, GA 297)