mandaatgroepIn de afgelopen dagen ontvingen de leden van ‘de Werkgemeenschap’ de uitnodiging om zich in een komende vergadering uit te spreken over een voorstel de Werkgemeenschap op te heffen. Uit de uitnodiging wordt niet duidelijk van wie het voorstel afkomstig is en op welke gronden het gedaan wordt.

Welke ‘Werkgemeenschap’, vraagt u zich misschien af?
In vroeger tijden was het een begrip, ‘de Werkgemeenschap’. Daarmee werd bedoeld: de Werkgemeenschap voor Sociale Driegeleding, later omgedoopt tot Werkgemeenschap voor Sociale Driegeleders. De laatste keer dat ‘de Werkgemeenschap’ van zich deed spreken, maar niet echt, was toen zij enkele jaren geleden een nieuwe naam kreeg, namelijk Werkgemeenschap voor Maatschappelijke Driegeleding.

Afgaande op de uitvoerige discussie die over deze naamswijziging werd gevoerd, koesterde men veel hoop omtrent het invoeren van die nieuwe naam maar, zie het voorstel tot opheffing, het heeft niet mogen baten.

De Werkgemeenschap was een apart fenomeen: als zodanig ondernam de Werkgemeenschap namelijk niets. De Werkgemeenschap had ook geen rechtsvorm. Degenen die zich als lid beschouwden waren mensen die de sociale driegeleding een warm hart toedroegen. Meer of minder frequent trof men elkaar, nam kennis van dat wat er leefde in driegeledingskringen, soms hield men zich met een inhoudelijk thema bezig of werden er ter plekke geestverwanten of medewerkers opgetrommeld om het ene of het andere initiatief op poten te zetten of te houden. Die initiatieven echter, waren nooit initiatieven van de Werkgemeenschap; de leden deden hun dingen op eigen gezag en voor eigen verantwoording. Heel gezond.
De zogenaamde ‘mandaatgroep’, die jaarlijks gekozen werd, had een heel minimale taak: zorgen dat er over een jaar weer een vergadering werd gehouden; de kaartenbak met leden op orde houden; toezien op het betalen van contributie en het beheer van de penningen en ‘waarnemen’ wat er in het land vanuit het oogpunt van de sociale driegeleding gezien aan relevante dingen gebeurden.

Er was een tijd dat de bijeenkomsten van de Werkgemeenschap levendig en inspirerend waren, maar die tijd ligt al lang achter ons. Het werd ook steeds stiller op die bijeenkomsten, en er viel ook steeds minder ‘waar te nemen’; het aantal projecten of initiatieven of mensen die iets met sociale driegeleding doen kalfde door de jaren heen flink af.

Om dit verhaal persoonlijk te kleuren: ik ben een jaar of drie, vier geleden opgehouden lid te zijn, nadat ik me minstens zoveel jaren eerder al had voorgenomen dat lidmaatschap nu eindelijk eens op te zeggen. Toen mij, vanuit het secretariaat van de Werkgemeenschap, werd gevraagd waarom ik geen lid meer wilde zijn, kon ik niets anders antwoorden dan dat ik geen enkele reden kon zien om nog wél lid te zijn. En zo was het.

Een paar uur reizen om vervolgens in een levensvreemde discussie terecht te komen over de vraag of we dienen te spreken van maatschappelijke of van sociale driegeleding, dat moet je iemand niet willen aandoen.

Vanmorgen, het is werkelijk waar, las ik in een oud artikel van Dieter Brüll*, tot aan zijn overlijden lid overigens, een citaat van Rudolf Steiner dat ik hier in vertaling weergeef en dat naar ik vrees voor een aantal jaren van toepassing is geweest op de bijeenkomsten van de Werkgemeenschap:

“Het oplossen van sociale problemen kan alleen in de realiteit plaatsvinden; oplossingen kunnen niet door ‘discussies’ maar alleen door gebeurtenissen, door daden worden voortgebracht.”

Het lijkt me een passend grafschrift.

  • Dieter Brüll, Sociale driegeleding om moreel te wórden (Jonas, jrg.13, nr.17, 1983)
    Dit artikel zal worden opgenomen in een driedelige uitgave van verzamelde teksten van Dieter Brüll die bij uitgeverij Nearchus CV in voorbereiding is.